De kredietcrisis is begonnen als hypotheekcrisis. Doordat veel arme Amerikanen gedwongen werden hun huis te verkopen kwamen niet alleen zij, maar ook de hypotheekverstrekkers in de problemen.
Veel arme Amerikanen met een lage kredietwaardigheid hadden ‘een hypotheek op de toekomst’ genomen: risicovolle hypotheken met een lage aanvangsrente van bijvoorbeeld 5 procent, die scherp omhoog gaat na de eerste twee jaar, bijvoorbeeld tot 10 procent.
Het idee daarachter is dat de woningbezitter vóór die rentesprong (van soms wel 5 procentpunt) een nieuwe hypotheek afsluit, tegen een gunstiger rentepercentage. Daarbij kan hij dan gebruik maken van een hogere waarde van zijn woning. Maar in de eerste helft van 2007 steeg de rente, terwijl de huizenprijzen niet of nauwelijks stegen.
Veel arme Amerikanen werden toen gedwongen hun huis te verkopen. Daardoor kwamen niet alleen zijzelf, maar ook hun hypotheekverstrekkers in de problemen. Die hypotheekverstrekkers handelen levendig in hypotheken. Hypotheekbanken verkopen de leningen die zij verstrekken door aan andere beleggers, zoals zakenbanken. Van het geld dat ze daarvoor ontvangen, kunnen ze opnieuw geld uitlenen.
De zakenbanken houden de leningen ook niet zelf vast, maar bundelen ze en verkopen ze weer door aan derden. Op die manier wordt het risico gespreid over een groot aantal verschillende beleggers, verspreid over de wereld. Door de hypotheekcrisis was plotseling niet meer duidelijk wat zulke pakketten van gebundelde hypotheken nog waard waren.
De handel in hypotheken kwam daardoor stil te liggen. Banken moesten al hun beleggingen in dit soort kredieten opnieuw waarderen, wat tot miljardenafboekingen leidde. Door het stagneren van de handel in kredieten, kwam er ook geen geld meer binnen voor het verstrekken van nieuwe kredieten.
Omdat banken niet meer wisten wie nog kredietwaardig was en wie niet, leenden zij elkaar ook geen geld meer, waardoor op zeker moment de hele geldmarkt stil dreigde te vallen. De rente die de banken elkaar in rekening brengen, steeg tot boven het niveau dat de centrale banken beoogden. De centrale banken grepen toen in door tientallen miljarden beschikbaar te stellen als kortlopen krediet voor banken die geld nodig hadden.
Toezichthouders stellen strenge eisen aan de balanspositie van een bank: de verhouding tussen bezittingen en vermogen moet op peil blijven. Als aan de ene kant – door de miljardenafboekingen op kredietportefeuilles – de bezittingen fors minder waard worden, moet er aan de vermogenskant ook iets gebeuren.
Een groeiend aantal zakenbanken lost dat op door nieuwe aandelen uit te geven – en die te verkopen aan staatsfondsen uit onder andere China en het Midden-Oosten. Die verschaffen de bank daarmee een kapitaalinjectie van een paar miljard, waardoor de balans versterkt wordt. In ruil daarvoor krijgen zij een belang van enkele procenten in de bank.Bron: Mijneigenhaard.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten